De bedrijfsarts wordt betaald door uw werkgever. Dit zou de indruk kunnen wekken dat deze ook alleen de belangen behartigt van uw werkgever maar dit ligt anders. Er wordt gewerkt volgens het professioneel statuut van de bedrijfsarts en dat wil zeggen dat deze moet komen tot een medisch onafhankelijk advies. Onafhankelijk van de werkgever maar ook onafhankelijk van de medewerker in de spreekkamer.
Formeel moet de bedrijfsarts toetsen of er sprake is van arbeidsongeschiktheid volgens het MAOC (medisch arbeidsongeschiktheidscriterium): ziekte of gebrek in engere zin (dus bij de medewerker zelf) moet de verklaring zijn voor de arbeidsafwezigheid of aangepaste werkzaamheden. Daar zijn een tweetal belangrijke zaken te noemen die daar niet onder vallen:
–Arbeidsconflicten: dit geeft een normale stressreactie: dat valt niet onder ziekte, ook niet als er sprake is van bijkomende lichamelijke klachten. Dit is ook vrijwel nooit een grond om het gesprek met de werkgever niet te voeren; hoewel dit best even spannend kan zijn haalt het ook vaak de angel uit de zaak waardoor de stress weer zal afnemen en klachten gaan verdwijnen.
–Rouw: rouw is ook een normale reactie. Wanneer er mensen uit de naaste omgeving zijn overleden staan daar een aantal wettelijke verlofdagen voor, afhankelijk van bloedverwantschap. Wanneer de medewerker dit te weinig vindt kan deze met de leidinggevende tot andere verlofoplossingen komen.
De bedrijfsarts is een specialist en heeft een andere ‘behandel’ relatie dan een huisarts of andere specialist en is de enige arts die mag bepalen of afstand houden van het werk de beste oplossing is; dat is nu eenmaal het mandaat van de bedrijfsarts: het toetsen van arbeidsongeschiktheid. De loondoorbetaling bij ziekte is hiervan afhankelijk.
Vaak krijgt iemand het advies het “rustig aan te doen” maar het eigen werk kan vaak veilig worden aangepast op de beperkingen. Daarnaast kan een goedbedoeld advies om “even afstand te nemen” ook verkeerd uitwerken. Bij mentale klachten wordt je niet beter van thuiszitten (door het gevoel te volgen). De adviserende behandelaar gaat echt niet controleren of de medewerker zich houdt aan de aanvullende adviezen om te gaan sporten of activiteiten buitenshuis te gaan ontwikkelen. Wanneer je dan tussen vier muren zit met alle aandacht op ‘dat wat niet goed is’, dan glijden de meeste mensen af naar verergering van de klachten.
Wat dan wel? Zoveel als mogelijk deelnemen aan het normale leven. Op tijd uit bed komen, afleiding, sporten. Vaak is een beetje ‘moeten’ een gezondere basis dan jezelf prikkelloos houden van dingen die je lastig vindt.
Vaardigheden ontwikkelen op die dingen die je lastig vindt krijg je alleen door jezelf gedeeltelijk bloot te stellen aan die lastige prikkels. Niet te veel, maar ook niet te weinig. Dus op zoek naar een goede balans.
De bedrijfsarts mag tot een eigen oordeel komen; er hoeft in principe geen afstemming te zijn met andere behandelaars, immers de werknemer heeft die behandelaar ook geïnformeerd via ‘het verhaal’ en de bedrijfsarts zou tot dezelfde diagnose moeten komen. Het staat andere artsen vrij contact te zoeken met de bedrijfsarts voor overleg (met toestemming van de medewerker/patiënt).
Alles wat tijdens het gesprek met de bedrijfsarts kan worden gezien als inhoudelijk en medisch is vertrouwelijk en wordt niet gedeeld met de werkgever. Wat wel naar de werkgever wordt gerapporteerd is de vertaling van dit alles naar beperkingen. B.v.: rugpijn zal de bedrijfsarts rapporteren naar beperkingen in: tillen, dragen, duwen, trekken etc.
Er wordt gekeken naar functionele beperkingen; soms kun je een ziekte of gebrek hebben zonder dat daaruit arbeidsongeschiktheid voortvloeit. Iemand met een gebroken pols is gedeeltelijk arbeidsongeschikt als de functie voornamelijk beeldschermwerk betreft. Maar is de medewerker cameratoezichthouder, dan kan deze 100% het eigen werk hervatten.
De rapportage naar de werkgever wordt gedaan vanuit de stelling dat deze goed werkgeverschap nastreeft; aan de andere kant mag de werkgever ook goed werknemerschap verwachten door te verlangen dat de medewerker het herstel actief nastreeft middels de normaal geaccepteerde behandelingen te volgen.
De door de bedrijfsarts gerapporteerde beperkingen zullen vervolgens door medewerker en werkgever samen moeten worden uitgewerkt tot werkaanpassingen op de werkvloer: de bedrijfsarts heeft hier zelden iets mee te beslissen.